Wetenschappers kunnen vandaag de dag heel precies het beginpunt van een aardbeving aangeven.
Het hypocentrum is de plaats waar de aardbeving is ontstaan. Dit kan honderden kilometers onder de grond zijn. Het epicentrum is het punt op de aardkorst die zich precies boven het hypocentrum begeeft.
Wanneer een aardbeving begint bewegen de seismische golven zich snel vanuit het hypocentrum in alle richtingen. Net zoals de rimpels in een plas water wanneer je er een steen in gooit.
De primaire golven (ook wel P-golven genoemd) verspreiden zich vanuit het hypocentrum terwijl ze zich duwend en trekkend een weg door het gesteente heen werken.
De secundaire golven (S-golven) bewegen zich langzamer dan de P-golven en vibreren zich loodrecht vanuit het hypocentrum.
Oppervlakte golven zijn het meest langzame golven en zorgen voor extreme schade wanneer ze zich over de aardkorst bewegen.
Seismologen zijn wetenschappers die gespecialiseerd zijn in aardbevingen. Zij vergelijken de aankomsttijd tussen de P-golven en de S-golven en kunnen op deze manier de locatie van een aardbeving bepalen.
De golven worden gemeten met gevoelige apparatuur genaamd de 'seismograaf'. Deze zijn verankerd in de grond en wanneer de aarde zich beweegt tijdens een aardbeving gaat een onderdeel dat binnen in de seismograaf hangt mee bewegen en zet deze bewegingspatronen op papier of film. Experts kunnen uiteindelijk uit deze patronen aflezen waar de aardbeving begon, hoe lang deze duurde en hoe zwaar de aardbeving was.
Wetenschappers meten de hevigheid van een aardbeving op de schaal van Richter. Hierbij worden aardbevingen ingedeeld naar de omvang van de vrijgekomen schokken.
Seismologen gebruiken nu echter de verbeterde schaal. Dit is de momentmagnitudeschaal. Deze is preciezer en meet de totale hoeveelheid vrijgekomen energie tijdens een aardbeving.
Het voorkomen van aardbevingen is onmogelijk, maar wetenschappers zijn hard aan het werk om beter te kunnen voorspellen wanneer een volgende aardbeving zal plaatsvinden. Zogenaamde 'kruipmeters' meten of er horizontale verschuivingen langs breuklijnen plaatsvinden. Tiltmeters meten de helling van het land en met behulp van satellieten kunnen we de veranderingen waarnemen in de positie van de platen.